Heilig Bloedprocessie Boxtel
De viering

De Heilig Bloedviering.

 

Nadat de devotie tot het Heilig Bloedwonder door de kerkelijke overheid was erkend, stroomden jaarlijks duizenden pelgrims niet alleen uit de omgeving maar uit het gehele land naar Boxtel ter bedevaart om de Heilig Bloeddoeken te vereren en ter plaatse gunsten en genaden af te smeken. De toeloop was ooit zo groot dat allen niet voldoende geherbergd konden worden, het aantal pelgrims bereikte soms de 40.000. Vanouds is de voornaamste viering van het Heilig Bloed Drievuldigheidszondag geweest, dit is de eerste zondag na Pinksteren. Maar ook de maandag na Pinksteren, op sacramentsdag en zelfs midden in de winter op de feestdag van Sint Jan op 27 december stroomden de pelgrims toe.

 

De pelgrims in 1924

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Overbrenging van de Heilig Bloeddoek op 15 juni 1924. De stoet draait de Oude Kerkstraat in. Links onder zijn de inzittenden van het laatste rijtuig van de stoet nog net zichtbaar. De menigte verdringt zich om de stoet te volgen. 

 

 

Een en ander is bevestigd in een in het Lateraans archief bewaarde oorkonde van 9 juni 1459, waarbij paus Pius II op verzoek van de minderbroeder-observant Hermanus Sench een aflaat van 5 jaar en 5 quadragenen verleende aan eenieder, die op de feestdag van de Heilige Drievuldigheid, of op het feest van Sint Jan de evangelist, de parochiekerk te Boxtel bezocht en daar offerde voor het toen - vermoedelijk aan de Strijpt, de huidige Markt - in aanbouw zijnde, aan Sint Pieter toegwijde armenhospitaal. Drievuldigheidszondag als viering van het Heilig Bloed kennen wij ook uit de aantekeningen over de grote brand in Boxtel op 23 mei 1540. In de schepenprotocol van dat jaar staat vermeld dat juist toen de processie binnen was, of tenminste op het kerkhof was aangekomen, er op het hoekje van de Kerkstraat een brand ontstond, die zich over het hele centrum van Boxtel uitbreidde. Hierbij werden onder meer het Clarissenklooster, de meeste huizen ‘tront om die Strijpt’, rondom de Markt, en een groot gedeelte van de Rechterstraat, alsmede de Burgakker met uitzondering van enkele huizen bij het kleine poortje van Stapelen, een prooi van de vlammen. Bij deze brand zouden niet minder dan 170 panden, waaronder alle herbergen, in vlammen zijn opgegaan, waardoor duizenden pelgrims al hun bagage verloren. De brand zou zijn ontstaan doordat een vonk van een brandende fakkel is het stro op straat viel.

Een duidelijk teken van de populariteit van de bedevaart naar Boxtel in deze streken is wel, dat volgens een Tilburgse kerkrekening uit 1609 er in dat jaar op de eerste zondag in juni niet werd gecollecteerd: omdat weijnich volx in de kerk waren mits de Boxtelse vaert. En dan te bedenken dat honderden ja duizenden pelgrims de lange weg naar Boxtel en terug te voet aflegden, ook al zal er een aantal zijn geweest, dat de slechte hobbelige weg met paard en kar heeft afgelegd. Omtrent de herkomst van de bedevaartgangers bevatten de rekeningen slechts geringe aanwijzingen. De meeste zullen wel uit de Meijerij zijn gekomen. In 1615 overhandigt een koopman een gave van 13 stuivers door een vrouwe van Hantwerpen gesonden tot een beevaert. In 1626 wordt melding gemaakt van een gift van een vrouw uit Udenhout, bestaande uit 7 loepense rogge, welke haar man 7 jaar geleden beloofd had der kerke tot een offerande. In 1637 komt Jenneken Evert Maessen naar Boxtel ter beevaert, die daartoe in de gelegenheid was gesteld door de Vrouwe van Helmond, Anne Maria van Reuschenberg, gehuwd met Alexander van Cortenbach. Onder de geofferde geldstukken bevond zich ook meestal onbekend geld dat in 1615 bij Abraham Thomas, kennelijk een jood, werd ingewisseld.

Bedevaarten werden gewoonlijk gemaakt om een gunst te verkrijgen of voor een verkregen gunst te bedanken of gewoon uit devotie.

 

VoorkantAchterkant

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Medaille geslagen ter herinnering aan de viering van het feit dat de Heilig Bloeddoek 75 jaar terug is in Boxtel. Tevens herdenkt deze medaille het 50-jarig bestaan van de huidige processie.

 

 

Tijdens deze bedevaarten vonden destijds niet alleen gebedsverhoringen plaats, ook vonden wonderbaarlijke genezingen plaats. een verhaal van zo’n wonderbaarlijke genezing betreft het verhaal van Anneke van Rijsingen uit ’s-Hertogenbosch, door Alph.S.J. Mosmans uit ’s-Hertogenbosch uit de rijksarchieven opgediept en verteld in het tijdschrift Taxandria XIX.

Velen ook zullen zich verheugd hebben in het uitstapje, dat de dagelijkse gang van zaken zo welkom onderbrak en zullen voldoening hebben ondervonden van de geleverde prestatie van de dikwijls lange en lastige voettocht. Soms ook was de pelgrimstocht door een wereldlijk gerecht opgelegd om een morele schuld te vereffenen. Men sprak dan van zoen- (eigenlijk verzoenings-) bedevaarten, die in de zogenaamde zoenbrieven werden voorgeschreven om bijvoorbeeld (in het ergste geval na het begaan van een moord) met de familie van het slachtoffer weer zo veel mogelijk weer in het reine te komen. Zo werden in het Tilburgse protocol over de jaren 1531-1545 8 zoenbrieven aangetroffen, alle wegens moord, waarvan in 6 brieven sprake was van een bedevaart. Tweemaal werd een bedevaart naar Rome voorgeschreven, een keer moest in plaats van naar Rome te pelgrimeren een som geld worden betaald, eenmaal moest de schuldige èn Rome èn het Heilig Bloed in Boxtel bezoeken en in 2 gevallen werd een bedevaart naar Boxtel opgelegd, waarbij, in 1545, de schuldige  de boetetocht moest maken in zijn wolle clede en de bervoets. Bedevaarten naar Boxtel werden ook voorgeschreven in Turnhoutse akten van 1519 en 1535. Het bewijs van de ondernomen bedevaart zal wel een schriftelijke verklaring zijn geweest, soms gaf men ook wel tinnen of loden  pelgrimstekens uit als bewijs dat de voorgeschreven plaats was bezocht. Uit Boxtel is een loden medaille uit 1570 bekend, die voor een laat pelgrimsteken kan worden gehouden.