Heilig Bloedprocessie Boxtel
Terugkomst

Terugkomst van de Heilige Bloeddoeken uit Hoogstraten.

 

In de loop der tijd zijn er vele pogingen gedaan om de Heilige Bloeddoeken weer naar Boxtel terug te krijgen. De doeken waren immers slechts aan Hoogstraten uitgeleend. Toen op het laatst van de 18e eeuw in Nederland de vrijheid van godsdienst werd ingevoerd was de mogelijkheid geschapen om de Heilige Bloeddoeken weer in alle veiligheid op hun oorspronkelijke plaats te vereren. Onder het pastoraat van deken de Wijs is voor het eerst gesproken over de teruggave van de doeken gesproken. Pastoor Cauwenbergh van Hoogstraten had er persoonlijk niets op tegen als de doeken naar Boxtel zouden worden teruggebracht, de pastoor erkent echter ook de materiële voordelen voor Hoogstraten, waarin besloten ligt dat Hoogstraten zich zal verzetten tegen de teruggave van de bloeddoeken aan Boxtel. Pastoor Wilmer werd in 1852 direct na zijn benoeming geconfronteerd met het in Boxtel levende algemeen en groot verlangen om de Heilige Bloeddoek terug te krijgen.

 

Toen tijdens zijn bezoek aan Hoogstraten de teruggave van de bloeddoeken ter sprake werd gebracht herhaalde deken Cauwenbergh dat hij persoonlijk niet tegen de teruggave was, maar dat vanwege de belangen van Hoogstraten niets onbeproefd zou worden gelaten om de schat in Hoogstraten te houden. Kapelaan Landrik van Hoogstraten was zelfs van mening dat het kerkbestuur van Boxtel geen aanspraak kon maken omdat zij niet in het contract waren genoemd. Alleen de Heer van Boxtel zou de doeken kunnen opeisen. Echter de familie heeft deze titel niet meer daar de heerlijkheid is verkocht en de tegenwoordige eigenaren kunnen geen aanspraak maken op de titel omdat de heerlijke rechten zijn vernietigd. Deken Wilmer stelde zich de vraag door welke bewijzen kunnen de bewaarnemers worden overtuigd van hun plicht de bloeddoeken weer aan de kerk in Boxtel af te staan. Hij vraagt ter zake advies van mr. Jan Baptist van Son, die van 1844 tot 1848 minister van eredienst was geweest. Van Son toont aan dat alleen de Sint Petrusbasiliek aanspraak kan maken op de bloeddoeken. Terugvordering kan alleen geschieden door der erfgenamen of rechtverkrijgenden van de familie van Horne. Beter is het naar zijn mening een burgerlijk rechtsgeding te mijden en te trachten langs administratieve weg met de geestelijke overheid overeenstemming te bereiken. In de aan Hoogstraten te richten brief zou een beroep moeten worden gedaan op het feit dat de relikwie daar enkel in deposito is en dat zij thuis hoort in de Boxtelse kerk en de omstandigheden thans zodanig veranderd zijn, dat in geweten niet langer kan worden geduld de Sint Petrusbasiliek van ‘t heiligdom verstoken te laten. Naar aanleiding hiervan stelt deken Wilmer concept brieven op die hij voorlegt aan Jhr. J.B. Verheijen. In een bezoek aan mr. Verheijen komen de heren gezamenlijk tot de conclusie dat het beter was de brieven niet te verzenden maar het over een andere boeg te gooien. Intussen had mr. Van Son nog een aanvulling op zijn rapport gemaakt waarin hij stelde, dat als zou kunnen worden bereikt dat de erfgenamen van het geslacht van Horne-van Salm Kirburg cessie van hun rechten zouden doen of zich bij vordering van het kerkbestuur zouden aansluiten er voor Hoogstraten geen uitvlucht meer mogelijk zou zijn. Jhr. Verheijen wordt ingeschakeld om met de prinselijke familie in contact te treden. Er volgt een lijdensweg van vergeefse bezoeken aan de prinselijk familie. Men ontkomt niet aan de indruk dat de prins van Salm Kirburg – misschien ook door de andere partij benaderd – zich met opzet niet thuis hield of zich onvindbaar maakte, mogelijk bevreesd voor de opschudding die het weghalen van de Heilige Bloedoeken uit Hoogstraten ongetwijfeld te weeg zou brengen. Nadat deken Wilmer naar Den Bosch was overgeplaatst trad er rond het Heilig Bloed een langdurige stilte in. Schutjes was in 1878 stellig van mening dat de bloeddoeken nooit meer naar Boxtel zouden terugkeren.

Met de komst van pastoor Spierings naar Boxtel kwam de kwestie van de terugvordering weer in beeld. De twist met Stapelen over de processies verlevendigde in Boxtel de belangstelling voor de Heilige Bloeddoeken, die nog altijd voorlopig  in Hoogstraten waren ondergebracht. Meer en meer won de gedachte veld dat nu de nodige stappen moesten worden gedaan de doeken terug te krijgen. De grote stimulator van dit streven was kapelaan W. van de Ven. Stapelen, dat streed voor het behoud van processies en bedevaarten op zijn terrein werd zeer ongerust over de mogelijk door de parochie Sint Petrus te nemen acties. Namens Mevr. Mahie schreef mr. Jhr. J.B.W. van Hugenpoth, advocaat en procureur te ‘s-Hertogenbosch op 30 oktober 1917 een brief aan de deken van Hoogstraten, waarin hij de verzekering vraagt dat zonder toestemming van zijn cliënte geen overbrenging zal plaatsvinden en de Doek in zijn geheel in Hoogstraten zal worden bewaard, overeenkomstig het akkoord van 1652. De eerste officiële stap vanuit Boxtel is gedaan bij schrijven van 18 april 1921 van het kerkbestuur Sint Petrus aan kardinaal Mercier, aartsbisschop van Mechelen, die de brief ter behandeling doorgaf aan zijn groot-vicaris Mgr. Van Roeij, die aan Boxtel om authentieke bewijzen vroeg, waarop de aanspraak steunde. Daaraan kon Boxtel op korte termijn geen gevolg aan geven. Dit belette de groot-vicaris niet zijn oordeel in de zaak te geven. De groot-vicaris stelde in een nota dat het akkoord van 1652 niet is aangegaan door de parochiekerk van Boxtel, deze kan derhalve geen enkele aanspraak maken. Ook wordt het argument van verjaring aangehaald en wordt bovendien gesteld, dat teruggave zou indruisen tegen de redelijkheid en het algemeen gevoelen. De Heilige Bloeddoeken behoren in rechte toe aan de parochiale kerk van Hoogstraten, waar zij sinds 270 jaar wettelijk en ongestoord berusten. Op hulp of medewerking van de kardinaal behoefde men derhalve niet te rekenen.

 

De boodschap van Mechelen was voor Boxtel een koude douche, maar men liet zich er niet door ontmoedigen. Pastoor Spierings en kapelaan van de Ven willen nu met Hoogstraten tot een minnelijke schikking komen en vragen een onderhoud aan het Hoogstraten. Voorgestelde data werden steeds afgewimpeld door Hoogstraten, die daarop vroeg de nieuwe regeling die Boxtel in gedachte  had op voorhand mede te delen, opdat hij die tevoren zou kunnen bestuderen. In maart 1922 wordt aan deken Valvekens van Hoogstraten te kennen gegeven, dat Boxtel tevreden zou zijn met teruggave van één der Heilige Doeken. De bedevaarten te Hoogstraten zouden er niet onder lijden, Boxtel zou bereid zijn definitief afstand te doen van de andere doek en van zijn aanspraken op een gedeelte van de offerpenningen. Deken Valvekens is niet ongenegen op het voorstel van Boxtel in te gaan en laat dit weten aan Mgr. Van Roeij. Kapelaan van de Ven stuurt op 18 augustus 1922 een omstandige brief aan Mgr. Van Roeij, waarin het voorstel aan Hoogstraten wordt herhaald, ook wordt uitvoerig ingegaan op de door Mgr. Van Roeij geopperde bezwaren. Als stok achter de deur werd gehouden dat de als de zaak niet in der minne zou worden opgelost, Boxtel de kwestie aanhangig zou maken bij de Heilige Rota in Rome en zou het verzoek de teruggave van beide doeken behelzen. Aanvankelijk wordt niet gereageerd op de brief van kapelaan Van de Ven. Door tussenkomst van pastoor Spierings zendt Mgr. Diepen op 17 februari 1923 een in het frans gesteld schrijven aan kardinaal Mercier, waarbij hij een kopie van de brief van kapelaan Van de Ven overlegt. Op 15 mei 1923 zendt hij een rappel. Het verlossende antwoord komt op 16 juli 1923. Kardinaal Mercier bericht aan Mgr. Diepen dat na alles wel te hebben overwogen en alle rechtsgronden daargelaten het voorstel kan worden ingewilligd. Hoogstraten is bereid onder de gestelde voorwaarden, de Corporaaldoek aan Boxtel af te staan.

 

Boxtel reageerde enthousiast op de genomen beslissing. Verschillende comités werden gevormd om de feestelijke terugkomst van de Heilige Bloeddoek voor te bereiden. Met Hoogstraten werd overeengekomen dat op een gewone dag in de week en wel op donderdag 12 juni 1924, dat was drie dagen voor Drievuldigheidszondag, de corporale naar Boxtel zou worden gehaald.

 

Programmaboekje uit 1924

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Programma voor de Heilige Bloedviering bij de terugkomst van een der Heilige Bloeddoeken in Boxtel in 1924, met de 18e eeuwse gravure van de corporale.

 

 

Deze zou dan enige dagen verblijven in de Heilig Hartkerk om dan vervolgens op Drievuldigheidzondag, 15 juni, plechtig naar de Sint Petrusbasiliek te worden overgebracht. Om de Heilige Bloeddoek waardig in processie te kunnen ronddragen liet het comité een verguld koperen schrijn gieten. Deze zou voor het eerst worden gebruikt in de stoet die de Heilige Bloeddoek op 12 juni begeleidde van het station naar de Heilig Hartkerk. De corporale wordt, gesloten in een uit goudbrokaat vervaardigde met fijn naaldwerk versierde beurs of bursa in het schrijn geplaatst.

 

De medewerking van de Boxtelse bevolking aan het terughalen van de Heilige Bloeddoek was enorm en spontaan. Zij kwam tot uiting in de straatversieringen, met veel vlaggen, bloemen etc. en vooral in de niet minder dan 8 erepoorten. Er werden twee poorten opgericht in de Stationsstraat, een dubbele in de Breukelsestraat, twee in de Baroniestraat, één in de Molenstraat, weer één dubbele in de Rechterstraat en nog één in de Kerkstraat.

 

Erepoort Stationsstraat in 1924

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Erepoort in de Stationsstraat 1924. De schildering, vervaardigd door de peinture Bogaerts naar een ontwerp van Louis Bogaerts, verbeeldt een pelgrimsgroep, in devotie verzonken bij de eerste aanblik van Boxtel.

 

 

Het terughalen van de doeken werd een geweldige gebeurtenis. Niet minder dan 528 mannen spoedden zich in de morgen van 12 juni naar het station om per trein naar Turnhout te reizen en vandaar met 2 extra trams Hoogstraten te bereiken. Processiegewijs trok men naar de Sint Catharinakerk waar de Heilige Mis werd bijgewoond. In de namiddag was er om half twee lof, waarna de overhandiging van de Heilige Bloeddoek plaats vond. Op een podium in de kruisbeuk stonden de Heilige Bloeddoeken opgesteld in de relikwiekast ter verering. Op de verhoging namen plaats Mgr. Van Roeij, deken Valvekens en de pastoors van Boxtel.

 

Deken Valvekens toonde de corporale aan alle aanwezigen, sloot de doek in een houten kistje en overhandigde deze aan pastoor Spierings. Van dit gebeuren werd een akte opgemaakt, die werd voorgelezen en vervolgens ondertekent door Mgr. Van Roeij, deken Valvekens en door talrijke vertegenwoordigers van de Boxtelse gemeenschap.

Aan het station in Boxtel werden de pelgrims met de Heilige Bloeddoek opgewacht door een enthousiaste menigte. Het nieuwe schrijn met de corporale werd op een met bloemen versierde baar naar de Heilig Hartkerk gedragen.

 

Overbreining schrijn in 1924

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Terugkeer van de Heilige Bloeddoek op 12 juni 1924. De stoet, op weg naar de Heilig Hartkerk, bevind zich op de hoek Stationsstraat en Breukelsestraat. Het schrijn wordt gedragen door vlnr. Pastoor van Duren uit Esch, Deken Spierings en Pastoor Eras.

 

 

 

 

 

In de Heilig Hartkerk bleef de corporale bewaard tot zij op zondag 15 juni, na ongeveer 275 jaar, naar de Sint Petrusbasiliek werd teruggebracht. Zelden is in Boxtel zó feest gevierd en is het er zó druk geweest als op die 15e juni 1924. Mgr. Diepen kwam er voor uit ‘s-hertogenbosch met een bereidwillig aangeboden auto. Bij de Halse Barrier werd hij opgewacht door kapelaan Van de Ven en de gardes d’honneur, acht ruiters onder leiding van de heer F.J. van Oerle Fzn, allen op fraai uitgedoste paarden. Daar stapte de bisschop in een rijtuig met vier paarden bespannen en reed men naar het begin van de Bosscheweg, waar zich een grote stoet had opgesteld om de bisschop via de Clarissenstraat, Kruisstraat, Rechterstraat, Stationsstraat, Breukelsestraat naar de Heilig Hartkerk te begeleiden en hem vervolgens met de Heilige Bloeddoek te vergezellen naar de Sint Petrusbasiliek. De stoet bestond onder meer uit de drie Boxtelse harmoniën: Gildenbondsharmonie, Boxtels Harmonie en Harmonie De La Salle, de stands- en vakorganisaties, het Kruisverbond en de Geheelonthoudersvereniging, studenten van Stapelen en van Sint Charles, de parochiële zangkoren, altaarwacht, edelknapen en heel veel bruidjes, geestelijkheid en - in open calèches - Mgr. Diepen en pastoor Spierings, alsmede het gemeentebestuur. Het schrijn met de corporale werd gedragen door pastoor Eras en de drie kapelaans van de Sint Petrusbasiliek: van de Ven, Smulders en Smits. De belangstelling langs de route was enorm.

 

Stoet bruidjes in 1924

 

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Stoet bruidjes in de Clarissenstraat bij het overbrengen van de Heilige Bloeddoek vanuit de Heilig Hartkerk naar de Sint Petrusbasiliek op 15 juni 1924.
 
 
In de overvolle Sint Petrusbasiliek vangt rond elf uur de pontificale hoogmis aan, in tegenwoordigheid van het kathedraal kapittel. De bisschop toont onder ademloze stilte de Heilige Doek: Het is met ene huivering, dat ik voor de eerste maal na zoveel eeuwen afwezigheid de heilige corporale hier in dit genadeoord mag vertonen. ’s Middags was er een plechtig lof met sacramentsprocessie in de tuinen van de pastorie en het Liefdehuis, waarbij Mgr. Diepen een toespraak houdt en wederom de Heilige Bloeddoek toont aan de verzamelde menigte. Een zee van gelovige vereerders van het Heilig Bloed had Boxtel overspoeld, maar moesten op afstand blijven noch de kerk noch de tuinen voldoende ruimte bood om de gelovigen binnen te laten.