Heilig Bloedprocessie Boxtel
Boxtel na 1648

Boxtel na 1648.

 

Of er voor 1648 georganiseerde bedevaarten naar Boxtel trokken is niet bekend. Over het algemeen zal er individueel, in gezinsverband of in groepjes van vrienden of kennissen naar Boxtel zijn gepelgrimeerd. Waarschijnlijk trokken honderden bedevaartgangers vanuit Tilburg wel in geleide groepen op. Na 1648 was het onmogelijk in processie naar Boxtel te trekken. In de 19e eeuw horen we echter al weer van processies die in Boxtel arriveren, al konden zij zich nauwelijks als zodanig voordoen, maar waren dat, zoals werd medegedeeld, processies op doortocht naar Kevelaar. De aandacht, die de kasteelbewoners aan het eind van de negentiende eeuw aan de Heilig Bloedviering schonken en de opleving van de Heilig Bloeddevotie in de parochie rond 1880, toen het 5e eeuwfeest werd gevierd, leidde er toe dat Boxtel als locatie waar zich de gebeurtenissen rond het bloedmirakel hadden afgespeeld, weer pelgrims deed trekken. Waarschijnlijk is vanaf 1877 het park en de kapel van kasteel Stapelen rond Drievuldigheidszondag en Sacramentsdag voor belangstellenden uit Boxtel en eventuele bedevaartgangers opengesteld.

 

De familie Mahie propageerde immers de Heilig Bloedviering, ervan uitgaande dat Stapelen door hechte banden met het Heilig Bloed was verbonden. Het bezoek aan de Sint Petrusbasiliek blijft echter hoofdzaak. Vanuit Tilburg is waarschijnlijk het pelgrimeren naar Boxtel voortgezet, ook in de anderhalve eeuw na de vrede van Munster, toen de bedevaarten waren verboden en pelgrims uit andere plaatsen verstek lieten gaan. De bedevaart naar Boxtel was een in Tilburg diep gewortelde gewoonte. Het waren ook groepjes uit deze stad die de eerste waren om gebruik te maken van de sedert 1877 geboden faciliteiten om in Boxtel ook Stapelen te bezoeken. In 1884 werd, aansluitend bij de traditie, de eerste geregelde Tilburgse processie naar Boxtel georganiseerd. Aanvankelijk werd  de bedevaart gemaakt op de Boxtelse vierdag bij uitstek, Drievuldigheidszondag. Naar gewoonte was het een voetreis, hoewel er reeds bijna 20 jaar een treinverbinding was van Tilburg naar Boxtel. Begin 1900 maakten de bedevaartgangers uit Tilburg de reis per extra trein. De processie arriveerde om 7 uur per trein en trok vervolgens begeleid door de muziek en onder het luiden van de klokken naar de Sint Petrusbasiliek, waar om 8 uur de mis werd opgedragen. Daarna was er gelegenheid voor ontbijt. Om 10 uur vond de hoogmis plaats. Tussen de middag werd gewoonlijk een bezoek gebracht aan de watermolen. Na de middag trok de stoet van meer dan duizend deelnemers naar het park en de kapel van Stapelen, waar een  der geestelijk leiders dank bracht aan de familie Mahie voor het bevorderen der bedevaart. Om 5 uur volgde een plechtig lof in de Sint Petrusbasiliek. Om half 7 kwamen de pelgrims andermaal in de kerk bijeen om vandaar uit met de muziek naar het station te trekken. Na 1924 is aan het programma toegevoegd een processie in het kruiswegpark.

De opleving van de bedevaarten naar Boxtel ging gepaard met een intensivering van de Heilige Bloedviering in de Sint Petrusbasiliek.

 

Veel Boxtelaren brachten op het laatst van de 19e en in het begin van de 20e eeuw op Drievuldigheidszondag, ofwel op Sacramentsdag als het park en het kasteel door de familie Mahie voor het publiek waren opengesteld, gaarne een bezoek aan het kapelletje op Stapelen. Ook de deelnemers aan de bedevaarten gingen gewoonlijk in groepjes in hun vrije tijd naar het kasteel zoals ze ook naar de watermolen gingen kijken. In die tijd was de verstandhouding  tussen de kerk en de kasteelheer blijkbaar goed. Jaar op jaar draagt de heer Mahie de op Stapelen geofferde penningen af aan de pastoor, onder de conditie dat twee missen werden gelezen voor de kasteelbewoners. In 1891 trokken de Mahies voor de opvoeding van hun dochter naar Brussel en pas in 1899 keerden zij terug. Gedurende die tijd was het kasteel gesloten. Ook na de terugkomst van de familie bleef het park dicht. Verzoeken tot openstelling van het park werden afgewimpeld. Dan doet zich een gebeurtenis voor die de heer Mahie van gedachte doet veranderen. In 1904 is zijn kleindochtertje ernstig ziek. Op uitnodiging van zijn zuster en haar man, Jhr. J. Degrez, die beiden veel devotie hebben voor het Heilig Bloed, gaat de heer Mahie mee op bedevaart naar Hoogstraten. Mahie vraagt daar als Heer van Boxtel met zijn gezelschap de Heilige Boeddoeken te mogen vereren. Dit wordt toegestaan, hoewel de bloeddoeken anders buiten processietijd niet worden getoond. Op de terugreis heeft mevrouw Degrez haar broer gevraagd  - wat zij al meermalen had gedaan – Jij bent nou zo’n goeie katholieke jongen, waarom zet je het kasteel niet open voor bedevaartgangers?, waarop Mahie antwoordde: Nou ik zal het kasteel openzetten, maar dan geen negen dagen zoals vroeger, maar twee dagen en dan niet meer een ongeordende boel, zodat het park geruïneerd wordt, maar onder begeleiding van de geestelijken.

 

Toen ze thuis kwamen was de ziekte van het zijn kleindochter geweken. De genezing was ingezet op hetzelfde tijdstip als de belofte was gedaan. Mevrouw Mahie-de Ceva was de grote promotor van de idee Stapelen te maken tot het centrale punt van de Heilige Bloedviering en de aanspraken van het kasteel inzake de Heilige Bloedviering tot gelding te brengen. Reeds in 1905 had Jhr. Jan Degrez, die met een zuster van de kasteel was getrouwd aan deken van Gennip medegedeeld, dat hij de overeenkomst met Hoogstraten had bestudeerd en dat op grond van dat contract de Heer van Boxtel de teruggave van de bloeddoeken kon gelasten, waaraan op eerste aanvrage moest worden voldaan en dat de tegenwoordige Heer van Boxtel, i.c. de heer Magie het eigendomsrecht op die doeken toekwam. In woord en geschrift werd van de zijde van het kasteel meer en meer de stelling geponeerd dat de Heer van Boxtel over de doeken kon beslissen en dat het niet onaannemelijk was dat de wonderbare gebeurtenis indertijd in de kapel op Stapelen had plaats gevonden.

 

Op pastoor Spierings werd druk uitgeoefend om de jaarlijkse processie naar Stapelen niet meer voort te zetten. Pastoor Spierings ging te rade bij de bisschop, die de kwestie liet onderzoeken. Het onderzoek werd opgedragen aan prof. H. van Hapert, terwijl mevrouw Mahie F.H.M. Ouwerling, archivaris van Tilburg als haar gemachtigde had aangesteld. Ouwerling vroeg erkenning voor de stelling dat het niet onaannemelijk was, dat het wonderbare gebeuren destijds op het kasteel Stapelen plaats had gehad en dat aldaar sedert onheugelijke tijden processies hadden plaats gevonden. Van Hapert had weinig moeite met de plaats aan te wijzen van de wonderbare gebeurtenis: het oudste document, het zogenaamde diploma van kardinaal Pileus vermeldt immers als locatie: in de kerk van genoemde plaats. Stapelen wordt in die akte nergens genoemd. De processies naar Stapelen en het bezoek van de bedevaartgangers aan het kasteel dateren van recente datum. Archivaris Ouwerling die blijkbaar de bui al wel zag hangen stelt op eigen houtje aan de bisschop een schikking voor: laten de geestelijken van Boxtel en van Stapelen de handen ineen slaan om samen de bedevaarten, waarvoor de tijd, nu Hoogstraten vanwege de oorlog niet te bereiken was, zo gunstig was te bevorderen. Dit schrijven is vermoedelijk met andere bescheiden voorgelegd aan de door de bisschop ingestelde onderzoekscommissie, waarin o.m. zitting had bisschop-coadjutor Mgr. Diepen. Deze zond de geproduceerde stukken om advies toe aan Jhr. Mr. A.F.O. Sasse van Ysselt. Deze kwam in de brief van 9 maart 1918 aan de bisschop tot de volgende conclusies:

a.                 het mirakel van het Heilig Bloed had plaats in de Sint Petrusbasiliek te Boxtel;

b.                 het Heilig Bloed is in die kerk bewaard geworden totdat de Tachtigjarige Oorlog dat onmogelijk maakte;

c.                 het Heilig Bloed is, zolang het in die kerk bewaard kon worden, daar ook vereerd.

 

Op 19 maart 1918 doet bisschop W. van de Ven uitspraak in een brief aan mevrouw Mahie te Vught. Hij neemt de conclusies van Sasse van Ysselt over en voegt daaraan nog toe, dat tot het jaar 1800 het Heilig Bloed te Boxtel alleen in de Sint Petrusbasiliek werd vereerd. Met de processie op Stapelen wordt nu korte metten gemaakt. Op 26 mei 1918 volgde de proef op de som; de Heilige Bloedprocessie met het Allerheiligste trok voor de eerste maal uit op eigen terrein, door de tuinen van de pastorie en liefdehuis.

Er waren 1200 tot 1300 deelnemers, waaronder burgemeester en wethouders en een talrijke priesterschaar. De paters assumptionisten, inmiddels eigenaar/bewoner van Stapelen, hadden zich bij de beslissing van de bisschop neergelegd, zij waren immers met hun studenten present in de processie.